01 Juni 2021 geschreven door duivencoach Nico van Veen!

 Erik Bos – Grijpskerk / kweken.8

Voor de inmiddels 8e column/minireportage over het onderwerp kweken heb ik dit keer weer een liefhebber uit het hoge noorden opgezocht met wie ik een boompje over deze boeiende materie heb opgezet. En net als Jan Broersma de vorige hoofdpersoon, is ook de 58 jarige Erik Bos uit Grijpskerk een liefhebber van de marathons. Er zijn overigens nog een aantal overeenkomsten tussen beide liefhebbers, zoals opmerkzame lezers zal opvallen.

Vanaf zijn zesde jaar heeft Erik al duiven. “Mijn eerste kennismaking met duiven was in Grijpskerk, mijn  buurman dr. Jansma had duiven. Als ik uit school kwam stond ik eerst een half uur met mijn neus tegen het gaas gedrukt naar zijn duiven te kijken, voordat ik naar huis ging. Ik was dus al jong besmet met het duivenmelkersvirus! Daarna ben ik nooit meer zonder duiven geweest. Overal waar ik gewoond heb, waren duiven in mijn leven. Tijdens mijn middelbare schooltijd heb ik stage gelopen bij Eijerkamp op de Ponderosa, aan de hand van de helaas veel te vroeg overleden Frank Dokman. Daarna heb ik nog een paar maanden vakantiewerk gedaan op Greenfield Stud. Het jaar erna heb ik gewerkt op de Greenfield Stud. Ik zou er de kweekduiven gaan doen, maar ik ben voortijdig gestopt omdat ik merkte dat ik mijn hobby kwijtraakte door alleen maar met duiven bezig te zijn. Er is meer in het leven! Dat is ook de reden waarom ik me op de marathon ben gaan toeleggen. Mijn leefstijl (geen enkele regelmaat) past hier ook het beste bij.

Uit het bovenstaande en wanneer je net als ik Erik een beetje gevolgd hebt via zijn website Erikbos.jouwweb.nl, zou je de conclusie kunnen trekken dat Erik zijn interesse vooral ligt bij het kweken van postduiven en dat deelname aan wedvluchten bij hem op het tweede plan komt. Erik; “Dat is juist. Het kweken is mijn eigenlijke hobby. Ik doe aan de vluchten mee om de resultaten van de kweek te testen. Ik kan dus net zo genieten als iemand met een duif van mij goed speelt als wanneer ik zelf een vroege pak. In mijn hoofd ben ik altijd met de kweek bezig. Van elke duif op mijn hok ken ik zijn/haar eigenschappen en elke vlucht geeft nieuwe info die ik weer gebruik. En dan ontstaan er soms van die koppels waarvan je van tevoren al weet dat er goede uit gaan rollen.”

 

De uitspraak van Erik dat hij in zijn hoofd altijd met de kweek bezig is, zal velen vreemd in de oren klinken. Het “spelletje” zelf is immers wat de gemiddelde duivenliefhebber bezig houdt. Een van de consequenties van op deze manier met de duivensport bezig zijn is mijn inziens dat de vliegprestaties hier altijd onder zullen lijden. Je kunt je aandacht immers maar focussen op één ding tegelijk. Dat anderen beter spelen dan Erik zelf met de door hem gekweekte duiven is voor mij dan ook vanzelfsprekend. Hoe kijkt hij daar zelf tegenaan? Erik; “Het klopt inderdaad dat anderen met mijn duiven veel beter spelen dan ik. Zo waren bijvoorbeeld in 2013 bij de eerste 15 asduiven in het NIC Zwaagwesteinde er 5 door mij gekweekt. Hierbij was geen enkele door mijzelf gespeelde duif. Maar zoals gezegd geniet ik ook enorm van de prestaties van mijn duiven bij anderen. Zo won onder andere Foeke Troelstra een 8e Nat. Bergerac, de 1e en 8e asduif sector 4 (samenkweek), Ruurd de Zwart een 6e Nat. Ruffec, Berend Zijlstra een 24e  in de Noordelijke Unie op Bergerac en behaalden André van der Heide, Johan Dijkstra, Ruurd Visser en Luut Folkertsma ook mooie prestaties met hier gehaalde duiven. Ook Louwe Fokkinga zijn Bonefatius werd hier gekweekt en was de beste jaarling van een zeer zware Orange 2013 en is nu vader van mijn beste Barcelonaduif (8e NPO).”

Ik vroeg Erik naar zijn beste prestaties op de vluchten en wat hij zelf op dat gebied nog wel eens zou willen bereiken. Het antwoord was verrassend; “Mijn beste prestaties behaalde ik in 2009. Dat is ook het enige jaar dat ik een heel seizoen met duiven heb gespeeld. In dat jaar werd ik 2e generaal kampioen tegen 45 inkorvende liefhebbers en mijn duif Tjallingi werd 2e duifkampioen met een verschil van 0,2 punten op de 1e. Voor een kampioenschap spelen ligt mij niet. Voor wat betreft het zelf spelen met duiven heb ik nog maar één doel en dat is een super uitslag op Barcelona te maken. Ik heb op Barcelona een afstand van 1387 Km en de meeste duivenliefhebbers zullen zeggen dat het niet realistisch is om je op deze afstand op zo’n vlucht te specialiseren. Of dat zo is zal de tijd uitwijzen. Omdat ik niet alle marathon vluchten wil spelen, heb ik besloten om me te gaan specialiseren op de mooiste vlucht. Dat is voor mij Barcelona. Dit is toch de vlucht der vluchten, een vlucht met groot internationaal aanzien. Op de andere vluchten gaan ze mee om ervaring op te doen met als einddoel Barcelona. Ik ben me er terdege van bewust dat maar een heel klein percentage postduiven in staat is om een dergelijke afstand succesvol te overbruggen. Echter, sinds ik me op de marathon heb toegelegd, ben ik al op zoek naar de ideale Barcelonaduif. Ik heb zeer veel goede Barcelonaduiven in de handen gehad en deze bestudeerd. Mijn leermeester Jan Bronswijk heeft me gewezen waar op te letten en de duivenboeken van Piet de Weerd en Steven van Breemen hebben me ook een eind op weg geholpen. Met Steven heb ik overigens ook regelmatig contact en wissel ik ervaringen uit. Ik heb nu twee keer meegedaan op Barcelona en dat waren zware edities. Als ik dan zie hoe ik ze thuis kreeg op 1387 km, constateer ik dat ik met het materiaal dat ik nu bezit al een heel eind op weg ben om goede Barcelonaduiven voor mijn afstand te kweken. Zo had ik afgelopen jaar (2020) 8 duiven mee naar Barcelona, waarvan er 6 thuis kwamen. Van deze 6 voeren 5 het bloed van Tjallingi, een doffer die in zijn leven maar 10 vluchten heeft gehad, waaronder 5 x op de Marathon. Op deze vluchten vloog hij alle 5 x 1:10 prijs. Daarna is hij op de kweek gezet. Ook voeren alle 5 die Barcelonaduiven het bloed van Kadootje, de duivin die ik van Jelle kreeg omdat de afstamming niet bekend was. Afgelopen zaterdag op Limoges waren mijn eerste 6 duiven ook allemaal nazaten van Kadootje. Ze hadden allemaal ruim 1 op 10 prijs.”

Net als Jan Broersma geeft ook Erik aan dat de weg naar succes begint met beredeneerd koppels samen te stellen. “Op het kweekhok begint alles. Als het daar mis gaat wordt het verder ook niks. Een goede duif moet bepaalde eigenschappen bezitten om te kunnen uitblinken, als ze deze hebben moet je ze vasthouden met gerichte kweek. Ontbreekt er een stukje van de puzzel dan moet je die in de kweek proberen toe te voegen.” Uit het voorgaande blijkt dat Erik heel gericht bezig is om een eigen stam op te bouwen. Hier is hij al enige tijd mee bezig, maar nadat Foeke Troelstra met de duivensport stopte en Erik de gelegenheid kreeg een paar van zijn beste duiven over te nemen, heeft hij er nog een schepje bovenop gedaan. Ook het via de mail sparren met Gert-Jan van Houten (Tsjechië) heeft voor een extra stukje motivatie gezorgd. Zijn basis is gelegd bij duiven van Jelle Jellema. Zowel rechtstreeks als via Foeke Troelstra. De duiven van Jelle zijn de laatste jaren zeer in trek en voor de gewone liefhebber bijna niet betaalbaar meer. Maar Erik was er al vroeg achter dat hij bij Jelle moest zijn. Erik; “De prestaties van Jelle vallen al op sinds begin 2000 en omdat hij weinig geneesmiddelen gebruikt moest het genenpakket van de Jellema’s wel erg sterk zijn. Nadat ik er met Jan Bronswijk was wezen kijken volgden al snel de eerste aankopen. En recent zijn daar de Jellema’s van Foeke Troelstra bijgekomen. Zijn stamdoffer Allard (zoon Hellas x Iris van Jelle Jellema) was een zeer speciale duif. Het is een schalie. Deze kleur kweekte Jelle met zijn vader in zijn beginperiode regelmatig, maar over de afgelopen 30 jaar is dit de enige schalie die hij gekweekt had. Zijn bloed ben ik nu aan het vastleggen omdat ik dit denk nodig te hebben voor de ideale Barcelonaduif op deze afstand.” Erik zijn stam bestaat inmiddels voor 75 % uit Jellema’s aangevuld met nazaten van de Zwarte Torfs (2e nat. St. Vincent via Eijerkamp), Dome Barberio (ingeteeld naar Gouden Stamkoppel) en combinatie Lupino (ingeteeld naar Ouwe Kuiper).

Een gesprek met Erik over duiven kweken is voor iemand die net als ik gerichte kweek beschouwt als het startpunt voor blijvend succes, een feest van herkenning. Dat Erik regelmatig met Steven van Breemen ervaringen uitwisselt en dat er richting Hilversum ook duiven van Erik zijn gegaan, verbaast mij dan ook niets. Steven heeft in 1986 samen met professor Anker het boek “Kunst van het kweken” geschreven. Dit boek zou mijn inziens bij iedere duivenliefhebber die streeft naar langdurig succes, in de kast moeten staan. De inzichten die Erik heeft verkregen zijn grotendeels ontleend aan dit boek en in de praktijk getoetst. Ook heeft Erik één en ander opgestoken uit de boeken van Piet de Weerd. 

Tot slot een aantal vragen en antwoorden.

Waar let jij op als je koppels samen stelt v.w.b. de uiterlijke kenmerken?

Het type (lichaamsbouw), de ogen (sterke kleuren en goed doorbloed) en de spieren (lengte en soepelheid). De spieren dienen enerzijds als brandstofopslag maar ook moeten ze voldoende kunnen ontspannen tussen de verschillende vleugelslagen om uren in de lucht te kunnen blijven. Op mijn hok is geen plaats voor duiven zonder goede spieren! Andere zaken waar ik op let zijn de pluim en vleugels. Op kwekers moet je streng selecteren  en daar mag geen ruimte voor vraagtekens zijn. Naast uiterlijke kenmerken hecht ik ook veel waarde aan karaktereigenschappen als doorzettingsvermogen en mordant. Het gaat immers om de totale duif.

Stel dat je een duif tegenkomt die  zichtbare lichamelijke tekortkomingen heeft, maar het betreft desondanks toch een goede vlieger. Zou je hier dan uit kweken?

Absoluut niet. Als een duif me niet aanstaat in de hand kweek ik er niks uit. Sterker nog; die krijgt geen plaats op mijn hok.

Diverse grote bekende kampioenen beweren dat je met alleen “goed x goed” zonder op andere zaken te letten, een goed hok duiven kan opbouwen waarmee je op kampioensniveau kan spelen. Hoe kijk jij daar tegenaan?         

Ik denk dat er echt wel meer nodig is, want als beide goede duiven toevallig dezelfde kleine gebreken hebben zit je al op het verkeerde spoor.

Hoe kijk jij aan tegen inteelt? Pas jij dat zelf ook toe?

Inteelt is nodig om goede eigenschappen vast te houden. Ik koppel regelmatig half broer x half zus, gericht naar de beste kwekers. Vader x dochter of moeder x zoon pas ik ook regelmatig toe.

Natuurlijke weerstand tegen ziektes is voor dit type duiven die een week in de mand zitten vanwege de infectiedruk mijn inziens absoluut noodzakelijk. Mee eens?

Ja zeker, dat is ook mijn mening. Ik heb de afgelopen 2 jaar geen medicatie hoeven te verstrekken. Met de producten van Aldert Hiemstra houd ik ze perfect schoon. Medicatie breekt af is mijn visie. Ik heb de nodige middelen wel in de kast liggen, maar hoef ze tot nu toe niet meer te gebruiken.

Is er nog iets wat je kwijt wilt over kweken dat niet aan de orde is gekomen?

Ik denk dat de juiste voeding ook erg van invloed is op een goede kweek. Dit inzicht heb ik van Gert-Jan van Houten opgedaan.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb